Sorry Paul, ...Meneer Van Vliet

Ik herinner mij dingen waar ik nooit bij ben geweest. Niet door een paranormale gave, niet omdat ik een ‘oude ziel’ ben en ik heb ook nooit last van déjà vu’s. Welnee! De simpele verklaring is dat mijn moeder een verhalenvertelster was. Eentje van het puurste soort. Ze vertelde graag en veel, en zó levendig dat haar herinneringen ongemerkt de mijne werden.

Ik huppelde met haar mee over de Thomsonlaan. Ik een tiener in de jaren ‘80, zij een spelende kleuter in oorlogstijd. We gingen tot aan de versperring, want onze nieuwsgierigheid won het van het verbod daar te komen. We deelden de verstikkende angst toen we bars werden teruggestuurd door de soldaat achter het prikkeldraad en haalden opgelucht adem toen we het tuinhekje weer veilig achter ons dichttrokken.

Ik rende ook mee door de zomerse weilanden en voelde de broeierige warmte van de koeien bij het melken in de stal tijdens een logeerpartij op de boerderij van oom Jan. Ik klom met tegenzin achter haar aan het trapje op naar de zolder waar een van de tantes al maanden met de gordijnen dicht op bed lag. Op een dienblaadje een uiterst zuinig besmeerde boterham en een kopje thee. En we gruwden van de bedompte geur die er hing.

Over het algemeen zijn deze herinneringen onschuldig en vermakelijk. Soms komen ze van pas.

Zo herken ik de Friese plattelandsvrouwen die mij op haar begrafenis komen condoleren meteen. Deze vriendinnen voor het leven, die de stadse, 23-jarige domineesvrouw zonder aarzeling met liefde, raad en daad destijds in hun kleine Oldeboornse gemeenschap hebben opgenomen. Als ervaren tijdreizigsters staan ze voor me: Fraukje, Sippie en Aikje. Levend en herkenbaar uit de verhalen van ver voor mijn tijd, en ze omhelzen mij warm.

Een enkele keer gaat het mis…

Een tijdje geleden stapte ik na afloop van een theatervoorstelling een kroeg binnen voor een biertje en liep daar Paul van Vliet tegen ’t lijf. Ik sprak hem enthousiast bij zijn voornaam aan en begroette hem alsof we elkaar al jaren kenden: “Paul! Wat leuk je hier te treffen. Hoe is het?” en bracht hem en mijzelf daarmee danig in verlegenheid. Want wij kennen elkaar helemaal niet! Zij wel. Zij speelden in de jaren ’50 op het Christelijk Gymnasium Sorghvliet samen in het schooltoneel. Ik mag dan de scripts met al haar aantekeningen en regieaanwijzingen in mijn kast hebben liggen, bij de repetities en uitvoeringen was ik alleen in haar verhalen.

Hier past een publiek excuus.
Dus bij deze Paul, ….Meneer Van Vliet: het spijt me! Het zal niet meer gebeuren.

(…waarmee ik dan zelf, voor mijn kinderen, wel weer een goed verhaal heb!)

Ferme taal


Een goed idee, een geruststellende gedachte moet je vastleggen en daar moet je niet te lang mee wachten, anders valt ie uit je hoofd. En dan het liefst met de hand. Het ouderwetse ambacht. Met pen en papier. Bij voorkeur met mijn trouwe vulpen, maar een afgekloven Bic of dito potlood mogen ook. Uit nood heb ik zelfs eens iets neergekrabbeld met een oogpotlood. Je moet wat. Qua papier ben ik niet kieskeurig. Elk formaat, elke vorm voldoet. Een hip schrift, een blocnote, een geeltje of gewoon de achterkant van een bonnetje van de supermarkt. Het tastbare bewijs daarvan slingert overal rond. In mijn jaszak en mijn tas, naast mijn bed en op het aanrecht. Ja, zelfs op het doosje van de tissues in mijn auto.

Vaak is die waanzinnig mooie zin of dat levensveranderende inzicht een dag later al een stuk minder verheffend. Zoals het diepzinnige gesprek bij een stevige joint in nuchtere staat niet te reconstrueren is, en de diep gevoelde emotie in de kroeg - tegen sluitingstijd - na het verwerken van de kater ook vaak flinterdun blijkt te zijn. Maar de euforie van het moment heb ik toch maar mooi meegepakt en een enkele keer haalt zo’n spinsel het tot een ‘stukkie’, zoals mijn voormalig eindredacteur dat zo treffend noemde.

En die stukkies – wat een lust - worden nou eens niet langs de zakelijke meetlat gelegd. Ze worden niet afgerekend op nieuwswaarde, innovatieve kracht of onderscheidend vermogen. Vooraf wordt niet bepaald of ze binnen het budget vallen en ze hoeven zich niet te verantwoorden over verwachte ROI.

Wat een vrijheid!

Alleen.. Ze bezetten mijn schrijfblok, kraken ruimte op mijn harde schijf. Hokken als hippies met bloemen in het haar. Bedrijven de vrije liefde met mijn verlangens en met elkaar. Ze leggen beslag op mijn spaarzame vrije uren, gaan aan de haal met mijn twijfels, pronken met mijn ideeën, liften mee op mijn verbazing en teren schaamteloos op mijn victorie.

Uitvreters zijn het, parasieten.

Het is mooi geweest. Tijd om op eigen benen te staan. Echt gebeurd of glashard bij elkaar gelogen, ik zet ze eruit. Een voor een. Met volstrekte willekeur. Ik bepaal de regels en ik alleen oordeel over de veiligheid van de buitenwereld.

Zo! Dat is ferme taal. Girlpower zo u wilt.

Maar ach, ik ben een kind van de jaren ’70. Opgegroeid in een links en humanistisch nest. Waar je naar elkaar luistert en je verplaatst in de positie van de ander. In plaats van ze rücksichtslos op straat te schoppen, ben ik gevoelig voor hun vreedzame demonstraties. Dus die veilige buitenwereld wordt voorlopig gevormd door dit blog, een virtueel kraakpand met een bloementuin. Waar ook kinderen spelen, waar muziek gemaakt wordt, gelezen en gedanst. Daar mogen ze voorlopig bivakkeren. Een overgangsperiode – zonder deadline. Nogal flowerpower eigenlijk. Tsja..